De grote rokade

Onder ruime belangstelling werd zaterdag 6 oktober de zesde dichtbundel van Richard Foqué, De grote rokade, voorgesteld in De Zwarte Panter.
Guy Commerman, hoofdredacteur van Gierik - Nieuw Vlaams Tijdschrift, analyseerde in zijn inleiding de bundel op een diepgravende en begeesterende wijze. Hierna te lezen.
De dichter zelf las voor uit zijn bundel.


Guy Commerman analyseert. (Foto: Frank De Vos)



Richard Foqué leest voor. (Foto: Frank De Vos)

Richard FOQUÉ, De grote rokade, Leuven, uitgeverij P, 2012, 52 p., 15 €. ISBN 978-94-91455-04-9.
Kan besteld worden door storting van 15 € (plus 3 € verzendkosten) op rekening IBAN BE08 4310 5290 8113, BIC KREDBEBB van uitgeverij P, Sint-Antoniusberg 9, 3000 Leuven.



Leo Peeraer van Uitgeverij P overhandigt het eerste exemplaar. (Foto: Frank De Vos)

De grote rokade
Inleiding door Guy Commerman

1. Intro:
Hebben jullie de laatste weken onze politici, bankiers, vakbondsmilitanten, nieuwsankers iets over poëzie horen zeggen? Zeg nu zelf... wie gelooft nu in dichters? Het zijn immers dromers, minnaars van het woord en het lichaam, utopisten, zwartkijkers, profeten, soms literaire profiteurs, klanktovenaars, verzenbrouwers van hoge gisting en gissing, ritmefanaten, gevoelsmagiërs, zondagsfilosofen, woordkramers, ongerijmde prijsbeesten... er zijn zoveel dichters als er mensen zijn, maar er zijn te weinig dichters onder de mensen.
2. De dichter
Ik ken geen dichter die tegelijk geen zoeker is, een verkenner van de menselijke geest en bewustzijn, soms ontdekker van een poëtisch pad naar bescheiden geluk, een verdwaalde idealist in de jungle van kapitaal en hartstocht, een goddeloze prediker, een aanklager, een verzoener... altijd iemand die geweten en gevoel tracht te verenigen, die wijsheid en verbeelding vrij spel laat.
Richard Foqué hoort thuis in dergelijk uitgelezen en gediversifieerd gezelschap, maar ik weiger om een -isme of een stijletiket op zijn poëzie te kleven. In De grote rokade van het menselijk schaakspel is het m.i. niet belangrijk wie de poëtische partij wint. Wat als de winnaar alleen maar hoogmoed oogst, of zijn winst verder verzilvert en voor wie elk spel telkens een nieuwe strijd betekent, voor wie de nederlaag onverteerbaar is. Hij verliest immers de vreugde van het zuivere spel uit het oog. De homo ludens is hem onbekend. En... soms blijkt de verliezer achteraf wel eens de échte winnaar te zijn. Ga maar eens na tot wat sommige verkiezingsuitslagen kunnen leiden...
3. De bundel
a) Richard Foqué aanschouwt de wereld, ervaart, voelt mee, analyseert, concludeert, hoopt nog bijwijlen, maar de dingen die komen en de dingen die gaan, leggen een onduidelijk en verwarrend parcours af. Je weet niet hoe en waar en waarom alles gebeurt zoals het gebeurt. Dat is hetgeen de dichter zich afvraagt in de eerste cyclus van de bundel: "De dingen die komen". Hij stelt de trieste teloorgang en het verkwijnen van onze aardbol vast. Toch weten wij dat alle ingrediënten om van deze planeet een aards paradijs te maken aanwezig zijn. Maar de wereld zwijgt echter en de dag zoekt toch maar te overleven. Zoals de getijden van de zee het lot van raaklijnen van water en land bepalen, zo ook moeten de geheugens van de mensen leren dat niet alles blijven kan, dat waar je ook gaat er steeds een voetstap, een afdruk van de menselijke aanwezigheid achterblijft.
b) In de tweede cyclus "Wrakhout" deinen we nog voort op de getijdensymboliek. De vloed spoelt het wrakhout aan, de restanten van de eerste cyclus als het ware. De oorlog laat zijn sporen na, alle puin is nog niet geruimd. De mens wordt geconfronteerd met zijn falen, de fraaie plannen sneuvelen, de idealen vergaan met het zinkend schip, alle redelijke wetten werden genegeerd. Het menselijke wrakhout kan geen kanten uit. Het lijkt erop alsof ook de tijd de mens de rug heeft toegekeerd, alsof de tijd soms toch nog een uurtje overhoudt, het vergeten uur, waarop het water in verzoening kantelt en wacht op enig goedgelovig krediet om de mens toch nog een kans te gunnen op liefde en tederheid. Maar deze kunnen slechts verwezenlijkt worden als we de duisternis aanvaarden, de duisternis waartegen we ons kunnen afzetten en waardoor we toch enige glans en gloed krijgen. We moeten realistisch zijn en blijven, de pijn komt later wel. De wereld ademt her en der nog verschrompeld geluk. Toch nog een weinig geluk dus, jezelfs grenzeloos in zijn bescheidenheid. Zo belanden we in en ervaren we een paradoxale wereld waar de dag soms het licht verspeelt, maar waar anderzijds de mistige nevels rond het weten toch nog worden opgeslorpt door de rimpelende getijden.
c) Ook in de derde cyclus "De grote rokade" zet Richard ons meer dan eens op het verkeerde been. Een rokade is uiteraard een dubbele zet. Nederlaag en zegevieren vinden er hun oorsprong. Men kan lezen wat er staat, men kan ook lezen wat vooralsnog verzwegen wordt. Wat ons nog rest is het doven van de vuren, het spreiden van de as, maar ondanks alles overleeft het geloof in het nieuwe ontwaken, hoe vertwijfeld dit geloof ook is. De stem stokt nog, de dag zwijgt nog, maar stem en dag zijn er wel. Laten we in een wanhopige poging, of is het eerder een hoopvolle poging, nog eenmaal de vroegere buit, die onze levens aanboden, verdelen. Want zoals bij een oorlog weten we dat er geen winnaars zullen zijn. Wellicht zijn er ook geen verliezers, want de dichter zadelt het paard op weg naar heimwee, de herinnering, de Sehnsucht. Het besef dat de geschiedenis zich almaar herhaalt, hoe de dobbelstenen ook worden geworpen, hoe de kaarten ook worden geschud, dezelfde winnaars duiken op en elke nieuwe waarheid wordt uiteindelijk afgekocht. Zo zou men tot de enigszins uitzichtloze vaststelling kunnen komen dat alles ooit geschreven en vastgelegd is. Maar door wie dan? De mens is toch de maat van alles, of niet? De argeloosheid van kinderen kan ons wellicht tijdelijk verblijden en verleiden, maar ook zij ontsnappen niet aan de uiteindelijke stilte. Het spreken en het denken en de rede worden door het domme voetvolk genegeerd. Alleen de roep naar egoïsme, die zelfvernietiging voorafgaat, niet zelden door een valse god of andere volkstribuun geïnspireerd, lijkt nog van tel. Het humanisme op de slachtbank van de machtswellustelingen.En de ontmoedigende vaststelling dat de gewone man en vrouw immer de rekening van de goedgelovigheid gepresenteerd krijgen. De grote rokade of het perfide spel van een eenzame poging tot zelfbehoud. Zowel individueel als collectief. De koningen laten ons in de steek, de torens staan uitzichtloos te dreigen, de pionnen vluchten radeloos van zwart naar wit en omgekeerd, de paarden draaien in het rond. Niemand weet waarheen, niemand heeft gewonnen. Zelfs wie denkt toch te hebben gewonnen, weet niet wat hij mogelijkerwijs verliezen zal.
d) Wat rest ons nog na deze vernietigende rokade? Bieden de "Nadagen" van de vierde cyclus enig soelaas? Iedereen is welkom in de toekomst. Er is een verhaal, er is een tafel, breng je stoelen mee en we kunnen aanzitten, praten over een nieuw begin en laten we niet te veel letten op de wolken die zullen dreigen, dat doen ze immers altijd, daar dienen wolken voor. Seizoenen zullen komen en verdwijnen. De dichter legt zich neer bij het onvermijdelijke, alles wat hij zegt is al ooit ergens geschreven in alle mogelijke talen en dreigt daardoor zijn oorspronkelijke betekenis te verliezen. Hij verkent zijn grenzen van letter naar woord, van woord naar zin en onzin. Iedereen zoekt zijn eigen verhaal en wat hij vindt, bevat soms een kleine en variabele waarheid. Je houdt het niet voor mogelijk. Een waarheid die zich verkleedt heeft in een opgesmukte leugen. Het is quasi onmogelijk om de wereld en de mens in een meetbare taal te vertolken. De wereld bestaat slechts omdat iemand er vragen over stelt. Omdat iemand keuzes maakt. Een grimmig spel van de natuur. Wat niet kan weten, zal niets beseffen en zal verdwijnen in datzelfde niets. Het wordt lang wachten, want nu en dan doemt toch een klein wonder op, iets of iemand krijgt weer betekenis, een toevallig brein ontwaakt en wil de dingen, de gevoelens weer benoemen. Alles wat niet kan worden benoemd, kan ook niet zijn, het begint wel ergens, maar het komt nooit terug. Het is er eigenlijk nooit geweest.
Een goddelijk iemand zei ooit dat er in het begin het woord was. Een fabel. In den beginne waren er strijd en bloed en vuur. Het woord kwam later als boodschapper van het denken. Maar vermits door god geschreven, kan het woord dus niet vrij geweest zijn. Als waarheid in goddelijke dogma's moet worden verankerd, getuigen deze uitspraken slechts van schuldig verzuim, een opeenstapeling van gelogen beloftes. Waarom slechts een zalig leven beloven in een hiernamaals waarvan we niet eens weten of het wel bestaat? Wat is dan de zin van de schepping als ons verblijf op aarde slechts een soort essatz vagevuur is? De dichter kan tenminste nog een kleine hemel op aarde scheppen, een eldorado uit zijn mouw toveren. Laat hem dus niet verliezen wat hij niet ten volle bezitten kan. En dat gaat eveneens op voor de lezer van de dichter. Hij laat ons houden van wat we niet altijd kunnen verwerven. Zelfs als de dichter inslaapt, houdt hij ons dus wakker.
4. Uitleiding:
De grote rokade van Richard Foqué is tegelijk rationeel opgebouwd en emotioneel in balans. Hij wil ons wijzen op een mogelijke teloorgang. Maar het gevaar omschrijven en onderscheiden is al een bescheiden begin in de richting van een eventuele kans om deze teloorgang te ontlopen of te vermijden. Als architect ziet hij rondom zich het menselijke bouwwerk langzaamaan in elkaar storten. Alleen een kakelende toren van babel houdt zich overeind. De architect verzamelt de brokstukken, hij werpt ze niet op een willekeurige hoop, maar kiest zorgzaam de meest waardevolle en gave stenen uit en plant al een nieuw bouwwerk, dat alle vorige zal overtreffen. In zijn bundel schudt Richard ons geweten wakker, hij houdt ons alert, hij wil niet beleren en beweert nooit dat poëzie de wereld zal kunnen redden.

Richard zal, zoals elke dichter, gelukkig zijn als een lezer hem ooit zegt: "Alleen je stem zal ik bewaren, ze heelt de wonden in mijn hoofd". Die ene versregel komt uit gedicht VII van de eerste cyclus. Wie zou denken dat Richard een pessimistische bundel heeft geschreven, vergist zich, want hetzelfde gedicht begint met deze woorden:

"Laat het licht niet meer verdwijnen
het heeft een bres geslagen in de tijd
het kan nu reizen waar het wil
plaatsen zonder geschiedenis
landschappen zonder verhaal
laat ze zacht ontwaken"


Hiermee is de poëtische cirkel rond en sluitend. Aldus wordt de dichter na het aanschouwen van de grote rokade zélf de grote nomade, de eeuwige zoeker, de zachte magiër, de verlichte vriend.


(Foto: Frank De Vos)

Nog meer over de dichter:

http://mededelingen.over-blog.com/article-nieuwe-bundel-van-richard-foque-bij-kleinood-grootzeer-68633573.html

http://mededelingen.over-blog.com/article-equinox-in-preuve-d-artiste-97684327.html

http://mededelingen.over-blog.com/article-richard-foque-rentree-op-het-poeziepodium-72204837.html

http://mededelingen.over-blog.com/article-dichter-richard-foque-110957203.html